Mij is gevraagd alle waarden van p te vinden waarvoor het stelsel:
een oplossing heeft. Bepaal die oplossingen afhankelijk van p.
Wat praktische tips zou ik prettig vinden, liever geen uitwerking
n.b. Ik heb LaTeX geprobeerd, maar blijf tegen <br />'s aanlopen die geprint worden
Stelsel vergelijkingen met parameter
Re: Stelsel vergelijkingen met parameter
Als je met matrices kunt werken:
Schrijf het stelsel in matrixvorm als Ax = b.
Dan is , tenminste als bestaat en dat is als ...
Zonder matrices:
Elimineer d.m.v. de eerste vergelijking uit de laatste 2 vergelijkingen.
Je krijgt dan 2 vergelijkingen in de variabelen b en c.
Dat zijn 2 lijnen in het b-c-vlak en die hebben geen oplossing als het evenwijdige lijnen voorstellen.
Schrijf het stelsel in matrixvorm als Ax = b.
Dan is , tenminste als bestaat en dat is als ...
Zonder matrices:
Elimineer d.m.v. de eerste vergelijking uit de laatste 2 vergelijkingen.
Je krijgt dan 2 vergelijkingen in de variabelen b en c.
Dat zijn 2 lijnen in het b-c-vlak en die hebben geen oplossing als het evenwijdige lijnen voorstellen.
Re: Stelsel vergelijkingen met parameter
Met matrices kan ik werken, ik ben bekend met determinanten, Cramer's regel et cetera, maar ik wil deze juist graag op de 'domme' algebraisch manier oplossen, niet meetkundig. Ik begrijp niet goed hoe ik de waarden van p kan vinden die dit stelsel oplossen. In feite is het meer een gebrek aan algebraisch inzicht en daar wil ik juist aan werken.
Re: Stelsel vergelijkingen met parameter
Je zou bijvoorbeeld
en
Bij elkaar op kunnen tellen.
[tex.]a-2c=-4 \\ -a + b +(p + 4)c = 10 \\ a -pb -5c = -10[/tex]
te typen (zonder punt achter de eerste "tex") \\ geeft een nieuwe regel.
Dat geeft
en
Bij elkaar op kunnen tellen.
Je kan dat met LaTeX doen zonder <br />'s te vinden doorJe schreef:n.b. Ik heb LaTeX geprobeerd, maar blijf tegen <br />'s aanlopen die geprint worden
[tex.]a-2c=-4 \\ -a + b +(p + 4)c = 10 \\ a -pb -5c = -10[/tex]
te typen (zonder punt achter de eerste "tex") \\ geeft een nieuwe regel.
Dat geeft
Stap 1 van het oplossen van een probleem is te erkennen dat je een probleem hebt.
(Raffiek Torreman)
(Raffiek Torreman)
- meneer van Hoesel
- Vergevorderde
- Berichten: 395
- Lid geworden op: 20 apr 2010, 14:43
- Locatie: Zwolle
Re: Stelsel vergelijkingen met parameter
Allereerst geldt natuurlijk dat voor wat voor waarden je voor p ook maar kiest, je een stelsel krijgt van drie liniaire vergelijkingen met 3 onbekenden a, b en c. En dus valt dat stelsel op te lossen.
Wat dan nog overblijft is a, b en c uitdrukken in p
Dus:
a=−4+2c
invullen in beide andere:
−(−4+2c)+b+(p+4)∙c=10
(−4+2c)−p∙b−5c=−10
b uitrekenen:
−(−4+2c)+b+(p+4)∙c=10
⇔ +4−2c+b+p∙c+4∙c=10
⇔ b=6−2c−pc ⇔ b=6−(2+p)c
invullen:
(−4+2c)−p∙(6−2c−pc)−5c=−10
⇔ −4+2c−6p+2pc+p²c−5c=−10
⇔ (+2+2p+p²−5)c=−10+4
⇔ c=(−6)÷(p²+2p−3)
en vervolgens maar weer terug rekenen.
uit de berekening van c komt nu een vervelende voorwaarde naar boven, (p²+2p−3) mag niet 0 zijn dus (p+3)(p−1) mag niet 0 zijn... p≠1 en p≠−3
En dat laatste ontkracht mijn eerste bewering, maar ik heb nu even geen zin meer om dat allemaal terug te rekenen;
Wat dan nog overblijft is a, b en c uitdrukken in p
Dus:
a=−4+2c
invullen in beide andere:
−(−4+2c)+b+(p+4)∙c=10
(−4+2c)−p∙b−5c=−10
b uitrekenen:
−(−4+2c)+b+(p+4)∙c=10
⇔ +4−2c+b+p∙c+4∙c=10
⇔ b=6−2c−pc ⇔ b=6−(2+p)c
invullen:
(−4+2c)−p∙(6−2c−pc)−5c=−10
⇔ −4+2c−6p+2pc+p²c−5c=−10
⇔ (+2+2p+p²−5)c=−10+4
⇔ c=(−6)÷(p²+2p−3)
en vervolgens maar weer terug rekenen.
uit de berekening van c komt nu een vervelende voorwaarde naar boven, (p²+2p−3) mag niet 0 zijn dus (p+3)(p−1) mag niet 0 zijn... p≠1 en p≠−3
En dat laatste ontkracht mijn eerste bewering, maar ik heb nu even geen zin meer om dat allemaal terug te rekenen;
- p invullen voor p=1 en nog maals voor p=−3
- en dan beide stelsels oplossen
Re: Stelsel vergelijkingen met parameter
meneer van Hoesel schreef:Allereerst geldt natuurlijk dat voor wat voor waarden je voor p ook maar kiest, je een stelsel krijgt van drie liniaire vergelijkingen met 3 onbekenden a, b en c. En dus valt dat stelsel op te lossen.
een stelsel met 3 lineaire vergelijkingen met 3 onbekenden is helaas ook niet altijd op te lossen.U schreef:En dat laatste ontkracht mijn eerste bewering, maar ik heb nu even geen zin meer om dat allemaal terug te rekenen;
Ander tegenvoorbeeld:
Zie het volgende stelsel:
Tel de bovenste en de middelste bij elkaar op:
Trek de onderste ervanaf:
???
Stap 1 van het oplossen van een probleem is te erkennen dat je een probleem hebt.
(Raffiek Torreman)
(Raffiek Torreman)
Re: Stelsel vergelijkingen met parameter
Poeh... Ik heb nu echt een zeer vervelend duh momentje. Ik loop al sinds ik wakker ben geworden, net voor ik het eerste bericht plaatste (dank je wel vriendin met nachtmerrie), met deze vraag in m'n hoofd en op de een of andere manier bleef ik er maar op haken. Terwijl ik nog andere vraagstukken heb gemaakt waar uiteraard ook gewoon eliminatie, substitutie en wat andere dingen in zaten die je bij lineaire algebra zou verwachten.meneer van Hoesel schreef:Allereerst geldt natuurlijk dat voor wat voor waarden je voor p ook maar kiest, je een stelsel krijgt van drie liniaire vergelijkingen met 3 onbekenden a, b en c. En dus valt dat stelsel op te lossen.
Wat dan nog overblijft is a, b en c uitdrukken in p
Dus:
a=−4+2c
invullen in beide andere:
−(−4+2c)+b+(p+4)∙c=10
(−4+2c)−p∙b−5c=−10
b uitrekenen:
−(−4+2c)+b+(p+4)∙c=10
⇔ +4−2c+b+p∙c+4∙c=10
⇔ b=6−2c−pc ⇔ b=6−(2+p)c
invullen:
(−4+2c)−p∙(6−2c−pc)−5c=−10
⇔ −4+2c−6p+2pc+p²c−5c=−10
⇔ (+2+2p+p²−5)c=−10+4
⇔ c=(−6)÷(p²+2p−3)
en vervolgens maar weer terug rekenen.
uit de berekening van c komt nu een vervelende voorwaarde naar boven, (p²+2p−3) mag niet 0 zijn dus (p+3)(p−1) mag niet 0 zijn... p≠1 en p≠−3
En dat laatste ontkracht mijn eerste bewering, maar ik heb nu even geen zin meer om dat allemaal terug te rekenen;succes daar mee
- p invullen voor p=1 en nog maals voor p=−3
- en dan beide stelsels oplossen
In ieder geval bedankt, morgenochtend ga ik weer verder, maar zal ik eerst deze nog eens uitwerken.