Wiskunde A, Permutaties&Combinaties, Getal&Ruimte: Vraag 41

[Suriname]

Geachte heer en/of mevrouw,

Aangezien ik aankomend schooljaar examen doe, vóór de havo, profiel N&G, ben ik alvast nu één(1) maand voordat de scholen wéér beginnen, alvast met me Wiskunde A begonnen, maar ik begrijp één vraag echt niet hé, vraag 41a,b,c hoofdstuk gaat over Permutaties&Combinaties, please kan één van jullie mij helpen, hier is die vraag:





Bij een loterij zijn de lootjes genummerd van 1 tot en met 100.
Er worden 5 lootjes getrokken.

Hoeveel mogelijkheden zijn er waarbij:

A: 3 nummers onder 51 en 2 boven de 80 zijn.......?

B: Er precies 3 nummers even zijn........?

C: Er één(1) nummer onder de 10 is en 2 nummers tussen de 9 en 31 en 2 nummers boven de 30 zijn...........?

Gaarne uitleg, hoe je deze vragen moet berekenen, dit zijn de antwoorden ervan vanuit het antwoordenboek, helaas alleen het antwoord en géén uitwerking erbij, anders had ik het niet aan jullie hoeven te vragen, de antwoorden:

A: 3724000

B:24010000

C:4564350

Bij voorbaat dank, aan diegene die mij kan uitleggen hoe je tot deze antwoorden komt(=dus de berekeningen van die sommen aan mij uitleggen gráág!!!)

Met vriendelijke groet,
Suriname

[wnvl]

A:

Bereken aantal combinaties met 3 nummers onder 51= combinaties 3 uit 50 =50!/(3!*47!)=???
Bereken aantal combinaties met 2 nummers boven 80= combinaties 2 uit 100-80=20 =20!/(2!*18!)=???

Oplossing bekom je door beide combinaties met elkaar te vermenigvuldigen...