[disclaimer: dit hoort waarschijnlijk niet in voortgezet onderwijs bovenbouw, maar ik zit niet meer op de middelbare school dus daarom maar hier
![Smile :-)](./images/smilies/icon_smile.gif)
Momenteel ben ik bezig met vergelijkingen en het doet pijn om te zeggen, maar dat is toch enigszins weggezakt
![Smile :)](./images/smilies/icon_smile.gif)
Nu ben ik echter aanbeland bij sommen als deze:
(x + 1)^2 = (2x - 1)^2 =
(x + 1) = (2x - 1) = ?
Of is het juist het volgende de bedoeling:
(x + 1)^2 = (x+1)(x+1) = (2x - 1)(2x-1) =
...
Nu ben ik geneid weer de kwadraten eruit te delen, maar dat lijkt niet helemaal lekker te gaan. Voor vergelijken als (3x - 1)^2 = 4 is het simpel: als x voldoet, moet het kwadraat van 3x - 1 gelijk zijn aan 4. Dus moet het gelijk zijn aan +2 of -2. Kortom: ik weet niet welke regenregels ik moet gebruiken, aangezien Craats geen voorbeelden geeft voor sommen als deze....
Gaarne wat aanwijzingen
![Smile :)](./images/smilies/icon_smile.gif)